Skip to main content
2 juli 2021

Profetie in de gemeente vandaag

Paulus benadrukt de waarde van profeteren in 1 Korinthe 14. Maar in deze tijd horen we uiteenlopende profetieën die vaak moeilijk te toetsen zijn en waar je als christen misschien liever van wegblijft. Wat moeten we met de gave van profetie in onze tijd?

“Trump wint de verkiezingen!” De profetieën hierover waren talloos. Zo beweerde televisiedominee Pat Robertson: “De Heer heeft tegen mij gezegd dat de president herkozen gaat worden.” In Las Vegas deelde Denise Goulet dat de Heer haar die ochtend had gezegd: “Ik zal jouw president een tweede keer laten winnen. De hemel heeft een leger van engelen gestuurd om Trump te beschermen.” Ook voorganger Johnny Enlow beweerde rechtstreeks van God te hebben gehoord dat Trump zou winnen. Volgens hem had het jaartal 2020 diepe geestelijke betekenis, gebaseerd op 2 Kronieken 20:20 waar staat: Vertrouw op zijn profeten en u zult voorspoedig zijn.
Vertrouwen op Gods profeten? Na de verkiezingsnederlaag die voor Trump volgde, zou je daar toch je vraagtekens bij plaatsen. Als profetieën er zo naast zitten, is het beschamend om ernaar te luisteren – laat staan om je ernaar uit te strekken. Maar de apostel Paulus moedigt ons aan: Doe je uiterste best om vol te zijn van Gods liefde. Verlang ook naar de gaven van de Geest. Vooral naar het profeteren. Want als je profeteert, zeg je dingen die het geloof van de mensen opbouwen. Het moedigt hen aan en spreekt hun moed in (1 Korinthe 14:1,3, BasisBijbel).

Openhouden

Ik wil beginnen met een belangrijk principe: ‘Wie beide oren toestopt, hoort niets’. Dus ook niet als het wél een woord van de Heer is! Houd dus één oor open om te luisteren of de Heilige Geest inderdaad spreekt. Ik heb in de praktijk geleerd hoe belangrijk deze les is. Vóór mijn bekering maakte ik enige jaren deel uit van een gemeente in mijn geboorteplaats. Deze gemeente was uniek: een mengeling van een leer als die van de Jehova’s Getuigen en die van de Pinkstergemeenten.
Op zeker moment namen de ‘profetische’ uitingen steeds meer toe. Ze werden zo belangrijk geacht dat er zelfs een ‘schrijver’ werd aangesteld om ze vast te leggen. De gemeente kwam steeds vaker bijeen en het aantal profetische uitingen nam navenant toe; de stapels stencils werden steeds dikker. Vaak werden er persoonlijke profetieën uitgesproken, met naam en toenaam, en door het ‘zo spreekt de Heer’ werden soms mensen buiten de gemeente gezet, banen opgezegd, regels gegeven, enzovoort. Uiteindelijk kwamen ze tot een ‘bijzondere’ ontdekking: waarom zou je eigenlijk in de Bijbel lezen als je beschikte over ‘verse’ woorden van de Heer – deze stencils met opgeschreven profetieën? Met als gevolg dat de Bijbel werd gesloten.
Deze en andere toestanden brachten mij ertoe om – 19 jaar oud – de gemeente te verlaten. Daarop kwam ik in de Volle Evangelie Gemeenschap Rotterdam terecht. Daar hoorde ik mensen in tongen spreken en profetische woorden doorgeven. Vanuit de pijn en de slechte ervaringen stopte ik mijn beide oren toe. Aan de voorganger vertelde ik mijn probleem. Het belangrijke principe dat ik hierboven noemde, vormde de kern van zijn antwoord en het heeft mij tot de dag van vandaag geholpen.

Profeten

Tegenover het gevaar van het afwijzen van alle profetieën staat het evenzeer grote gevaar van alles aannemen. We willen verstaan wat God door zijn Geest én door zijn Woord zegt. Profetie en uitleg gaan hand in hand. In de gemeente te Antiochië waren er profeten én leraars (Handelingen 13:1) en deze balans is nodig.
Het is daarbij goed om onderscheid te maken tussen profetie in het Oude Testament en het Nieuwe Testament. Profeten in het Oude Testament hadden een enorme verantwoordelijkheid: woorden uitspreken en opschrijven met absolute goddelijke autoriteit. Zij konden zeggen: “Zo zegt de Heer” en wat volgde waren Gods eigen woorden. Daarom was het ongeloof in deze woorden of ongehoorzaamheid eraan regelrechte ongehoorzaamheid en ongeloof ten opzichte van God (zie Deuteronomium 18:19, 1 Samuël 8:7, 1 Koningen 20:36).
In het Nieuwe Testament waren er ook mensen die Gods eigen woorden doorgaven en opschreven. Jezus noemde hen echter geen ‘profeten’ maar ‘apostelen’ (vgl. Galaten 1:8-12, 1 Korintiërs 2:13, 2 Korintiërs 13:3 en 2 Petrus 3:2). Het zijn de apostelen en niet de profeten die het gezag hebben om de woorden van het Nieuwe Testament op te schrijven. Waarom gebruikte Jezus deze nieuwe term? Misschien omdat het Griekse woord ‘prophetes’ in die tijd nogal een brede betekenis had. Het werd niet zozeer gebruikt voor ‘iemand die Gods woorden spreekt’ maar voor ‘iemand die bovennatuurlijke kennis heeft’ of ‘iemand die de toekomst voorspelt’. Zo gebruikten de soldaten die Jezus bespotten dit woord toen zij Jezus geblinddoekt hadden en vroegen: Profeteer, wie is het die U geslagen heeft? (Lukas 22:64).

Beoordelen

Natuurlijk werden de woorden ‘profeet’ en ‘profetie’ soms gebruikt voor de apostelen om te benadrukken dat de Heilige Geest door hen heen sprak, maar vaker werden deze woorden gebruikt voor christenen die niet met absoluut goddelijk gezag spraken, maar die eenvoudig vertelden wat God op hun hart legde of in hun gedachten bracht.
Er zijn nogal wat aanwijzingen in het Nieuwe Testament die laten zien dat deze ‘gewone’ gave van profetie minder gezag had dan die van de profeten in het Oude Testament en ook minder dan het erkende, Bijbelse onderwijs in de eerste gemeente.
Zo zegt Paulus: Veracht de profetieën niet. Beproef alle dingen, behoud het goede (1 Thessalonicenzen 5:20-21). Blijkbaar kunnen profetieën goede en minder goede elementen bevatten – en alleen de goede elementen moeten we behouden. Ook in 1 Korintiërs 14:29 zegt Paulus dat profetieën moeten worden beoordeeld. We moeten aandachtig luisteren, maar tegelijkertijd het goede van het slechte scheiden. Zoiets zou nooit gezegd kunnen worden over de woorden van een profeet uit het Oude Testament of van de apostelen. Het is ondenkbaar dat een profeet als Jesaja gezegd zou hebben: “Luister goed naar wat ik zeg en overweeg het. Kies wat je ervan aanvaardt en wat niet.” In de tijd van het Oude Testament zou dit een grote zonde zijn geweest, maar Paulus roept er hier bewust toe op, wat aangeeft dat profetie in onze tijd een andere status heeft.

Iedereen

Profetie in het Nieuwe Testament is niet zozeer het voorspellen van de toekomst (al waren er wel enige voorspellingen, zie Handelingen 11:28 en 21:11). En waar een profeet in het Oude Testament vaak specifieke zonden benoemden, gaat profetie in het Nieuwe Testament meer over dat wat tot opbouw is, en het doorgeven wat God spontaan in iemands gedachten brengt. Paulus zegt: Wie profeteert, spreekt tot mensen woorden van opbouw en vermaning en troost (1 Korinthe 14:2). Als je profetie binnen de gemeente op deze manier beschouwt, geeft dat ruimte voor de werking van een van de meest opbouwende gaven van de Geest.
Iedereen kan deelnemen aan profeteren, niet alleen bekwame sprekers of mensen met de gave van onderwijs. Paulus wilde wel dat allen zouden profeteren (1 Korintiërs 14:5) en hij voegt eraan toe: Want u kunt allen, de één na de ander, profeteren, opdat allen leren en allen bemoedigd worden (vers 31).
Een grotere openheid voor de gave van profetie zou wel eens een stuk gezondheid kunnen brengen in gemeentes waar sommige mensen alleen maar toeschouwer zijn. Misschien wordt het probleem van ‘toeschouwers-christendom’ juist versterkt doordat in sommige gemeentes het werk van de Geest op het gebied van profetie wordt beperkt of uitgedoofd.

Richtlijnen

John Wimber, oprichter van de Vineyardbeweging, gaf een aantal praktische richtlijnen die ikzelf graag ter harte neem:

  • Persoonlijke profetie moet Jezus Christus verheerlijken.
  • Profetische boodschappen moeten met de Bijbel overeenkomen.
  • Profetie mag niet gebruikt worden om leerstellingen of praktijken vast te leggen.
  • Mensen die een profetisch woord brengen, moeten een gezonde moraal hebben, onderworpen zijn aan de heerschappij van Jezus en goede vrucht voortbrengen in hun bediening.
  • Profetische boodschappen moeten gebracht worden in een geest van liefde (zie 1 Korinthe 14:3 en Jakobus 3:17).
  • Niemand mag alleen op grond van profetische woorden belangrijke beslissingen nemen (zie 1 Korinthe 14:27-32).
  • Veel (en misschien wel alle) profetische woorden van vandaag zijn voorwaardelijk. Het zijn uitnodigingen en geen zekerheden (zie Jeremia 18:7-10).

(On)volmaakt

Soms wordt gedacht dat het gebruik van gaven zoals profetie alleen voor de tijd van de apostelen aan de gemeente gegeven was. Paulus sprak echter de verwachting uit dat deze gave zou blijven functioneren tot de terugkeer van de Heer. Want wij profeteren ten dele, maar wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, zal wat ten dele is, tenietgedaan worden (1 Korinthe 13:9-10). Het (onvolmaakte) profeteren stopt wanneer het volmaakte komt – en dat is pas wanneer de Heer terugkeert, want daar gaan deze verzen over.
Tegelijkertijd beschouwden de schrijvers van het Nieuwe Testament de profetieën in de gemeenten als gebrekkig of onvolkomen en zo moeten wij dat vandaag de dag ook zien. Als iemand denkt dat God hem of haar door de Heilige Geest iets in gedachten brengt wat in de gemeente gedeeld moet worden, kan hij dat prima aangeven door te zeggen: “Ik denk dat de Heer mij deze gedachte geeft.” Dat klinkt natuurlijk niet zo indrukwekkend als: ‘Zo zegt de Heer’, maar als het werkelijk van God is, zal de Heilige Geest ervoor zorgen dat de profetie krachtig zal spreken tot de harten van wie het moeten horen.

Henk Dik