Skip to main content
23 februari 2023

Dankbaarheid en het gevaar van een goed leven

In Deuteronomium 8 herinnert Mozes het volk eraan dat, hoewel de woestijn een heftige tijd was, het toch de tijd was die zij nodig hadden als leerschool. In het bijzonder was het de honger die hen 40 jaar lang leerde om te vertrouwen op Gods brood.

Leef alle geboden die ik u vandaag voorhoud strikt na. Dan zult u in leven blijven, in aantal toenemen en het land dat de Heer uw voorouders onder ede heeft beloofd, binnengaan en het in bezit nemen. Denk aan de tocht die de Heer, uw God, u door de woestijn heeft laten maken, veertig jaar lang. Hij wilde u laten buigen voor zijn macht en u op de proef stellen, om te ontdekken wat er in uw hart leefde: gehoorzaamheid aan zijn geboden of niet (Deuteronomium 8:1-2 NBV21).

Overvloed

Geloof werd niet gevormd door volle buiken en verzadigde magen. Het werd gevormd doordat het volk leerde om afhankelijk te zijn van het manna dat zes ochtenden in de week uit de lucht kwam – een voorziening die altijd voldoende was, ongeacht de hoeveelheid die werd ingezameld.
Maar als het volk aan de vooravond staat van de vervulling van Gods belofte aan Abraham, herinnert Mozes hen eraan dat de lessen van de tijden van beproeving spoedig zullen eindigen. Zij zijn op weg naar een land vol overvloed en die volheid is een geschenk van God. Wanneer u daar volop te eten hebt, dank de Heer, uw God, dan voor het goede land dat Hij u gegeven heeft (vers 10).

Een ogenblik lijken Mozes’ woorden te bevestigen wat wij verwachten van de relatie tussen overvloed en dankbaarheid. Wanneer het leven op zijn best is, zo denken we, zullen we zeker het dankbaarste zijn. Dit is eigenlijk precies waarvoor de woorden van Mozes ook ons wakker schudden. Zorg ervoor dat u Hem niet vergeet… (vers 11). Mozes vertelt het volk dat al de goede geschenken die op hen liggen te wachten in het land – huizen en kuddes, zilver en goud – een oorzaak kunnen zijn dat ze niet dankbaar zijn maar zelfs in verleiding kunnen komen. In plaats van dat ze de Gever gaan danken en eren, zouden deze zegeningen hen kunnen leiden naar de zonden van ondankbaarheid en trots.
Het herinnert ons eraan dat voorspoed geen garantie is voor dankbaarheid. We worden niet per se dankbaarder als we getrouwd zijn, als we een baan hebben, als we gezond zijn.
In plaats daarvan kunnen beproevingen en moeilijke tijden, net zoals Israël leerde in de woestijn, ons leren om God te danken onder alle omstandigheden (1 Thessalonicenzen 5:18).

Genade

Er zijn echte gevaren in het goede leven. Toch betekent dat niet dat we ons schuldig moeten voelen of zorgen moeten maken wanneer er geen woeste stormen zijn of wanneer een crisis voorbijgaat. In plaats daarvan – in de momenten van rust, in seizoenen van vrede – is elk geschenk dat wij van God krijgen een mogelijkheid om het evangelie uit te dragen – om te verkondigen dat God geeft, niet omdat wij goed zijn, maar om dat Hij dat wél is.

Mozes waarschuwt het volk om de goede giften van het land te ontvangen en dan niet net te doen alsof ze deze gekregen hebben door hun eigen prestaties: En dan zou u bij uzelf denken: ‘Al die voorspoed hebben we op eigen kracht verworven!?’ (vers 17). Israël zou een veelheid van zegeningen gaan ontvangen waarvoor ze geen vinger hadden uitgestoken: huizen die ze niet gebouwd hebben, wijngaarden die ze niet geplant hebben, bronnen die ze niet gegraven hebben, velden waar zij niet op gezaaid hebben.

God geeft, niet omdat wij goed zijn, maar omdat Hij goed is. Israëls bezit, hun erfenis, was een beeld van het evangelie en dat is het goede nieuws dat God ons in Christus ‘iets’ geeft waarvoor wij niet hebben kunnen werken, iets dat wij niet verdiend hebben: Door die genade bent u nu immers gered, doordat u gelooft. Deze redding dankt u niet aan uzelf; ze is een geschenk van God en geen gevolg van uw daden. Niemand kan zich er dus op laten voorstaan. (Een andere vertaling zegt: opdat niemand zou roemen -[Efeze 2:8 NBV21]) .
Net als Israëls huizen en wijngaarden, bronnen en velden, is onze verlossing een geschenk waarvan wij mogen genieten – maar het is niet onze verdienste. Dankbaarheid is een belangrijke gewoonte om te bedenken wat waar is over onszelf – we hebben het niet verdiend – en wat waar is over God – zijn vrijgevigheid.

Dankzegging

Overal om ons heen worden we eraan herinnerd om dankbaar te zijn. Het staat op koffiebekers, op Facebookplaatjes, het wordt aangeprezen door zelfhulpgoeroes. Maar deze wat vage ideeën over ‘je goed voelen om de goede dingen die je hebt’ zijn niet de dankbaarheid die een christen leert in praktijk te brengen.
Een christen kan zelfs dankbaar zijn voor dingen die hij mist, dankbaar zelfs voor lijden, wetende dat de beproeving van ons geloof leidt tot standvastigheid (Jacobus 1:4 NBV21). De woestijn leert ons evenveel om dankbaar te zijn als de weelde van een vruchtbaar land – en misschien nog meer.
Ook tijdens de speciale momenten waarop we dankbaarheid uiten, zoals op dankdag, of met Kerstmis, is het belangrijk dat onze gedachten zich niet alleen richten op de geschenken, maar op de Gever. In het boek Brieven aan Malcolm beschrijft C.S. Lewis het belangrijke verband tussen dankbaarheid en lofprijs: “Dankbaarheid laat het duidelijk horen: wat goed is het dat God mij dit geeft!” Dankbaarheid verwondert zich over de Gever zelf, en dankzegging is aanbidding.

Jen Pollock Michel woont met haar gezin in Cincinnati, Ohio (USA) en heeft verschillende boeken geschreven. Vertaling en bewerking: Henk Dik.